Artikel in VN door Annemiek Leclaire
We kunnen niet meer met verdriet omgaan, vindt de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter. Er heerst een doorgeslagen hoera-stemming. In De kunst van het ongelukkig zijn, dat deze week verschijnt, pleit psychiater Dirk De Wachter voor eerherstel van het verdriet. ‘Wij zijn ten diepste natuurlijk strompelende, tekortige wezens, maar dat past niet in de wereld van de maakbare mens.
Achteraf had ik veel specifiekere vragen willen stellen, zoals: waarom zijn mensen eigenlijk zo bang voor verdriet? Voor dat van zichzelf en van anderen? Hoe komt het toch dat als er iemand dood gaat, de mensen die op bezoek komen de naam van de gestorvene liefst niet noemen, waarom proberen we elkaar toch altijd maar af te leiden van pijn, in plaats van erbovenop te duiken, er helemaal in te klimmen, er ieder vezeltje van te willen bekijken – waarom vragen we niet aan elkaar: hoe is het nou echt met je, denk je nog veel aan hem of haar? Begint de pijn te dalen? Vertel me eens: wat hadden zijn ogen voor kleur, en hoe noemde je haar, hoe hield hij je op koers, waarom hield je zo ogenblikkelijk van haar, en praat je nog met hem in gedachten? Wat doe je nu op de dagen waarop je eigenlijk samen zou zijn, hoe vul je die in?
Dan zou ik zeggen dat ik bijvoorbeeld op kerstavond nu in mijn eentje naar ons lievelingscafé was gegaan, dat ik daar rond etenstijd een paar zware donkere bieren had gedronken waardoor ik later die avond op de Jivamukti yoga kerstceremonie steeds mijn evenwicht had verloren op de mat. Dat we tijdens die yogaceremonie iets op een papiertje hadden moeten schrijven, iets waar we vanaf wilden, en dat in het vuur hadden moeten gooien.
Ik had ‘verdriet’ opgeschreven. Later had een familielid me daarom uitgelachen. ‘As if,’ had ze gezegd.
Dit was een bijeenkomst waarop we wel mediteerden, maar niet met elkaar spraken. Waar zijn we als mensen eigenlijk mee bezig?
Ik kende niemand op die yogaceremonie. Ik had ervoor gekozen die avond met vreemden door te brengen. Als iemand me had uitgenodigd voor die avond, was ik waarschijnlijk niet gegaan.
Dit was een bijeenkomst waarop we wel mediteerden, maar niet met elkaar spraken. Waar zijn we als mensen eigenlijk mee bezig?
Dáár had ik op door willen vragen, waarom de anonimiteit kiezen in het hart van de pijn? Maar het was een heel vroege zaterdagochtend, ik had tot laat die nacht doorgewerkt, en Dirk De Wachter is een geroutineerd spreker die een uurtje de tijd had en zich niet makkelijk van zijn pad liet afbrengen.
De bestseller van De Wachter uit 2011 Borderline Times. Het einde van de normaliteit beleefde onlangs zijn 33ste druk. De uitgever verwachtte kennelijk ook veel van dit nieuwe boek, want ik had een publiciteitsembargo gekregen – ‘Helaas is het niet mogelijk voor verschijning van het boek te publiceren’ – en er was me opgedragen de titel van het boek in de titel van het artikel te vermelden. Later zag ik dat het boek ruim een half jaar eerder, toen ik nog in het holst van mijn eigen verdriet zat, al in een iets dunnere versie in een kleine oplage was verschenen, en dat de grote Nederlandse kranten er allang over hadden gepubliceerd.
DOORGESLAGEN ‘HOERA-STEMMING’
We hebben geen flauw benul hoe te leven, en rond de mensen die ons dat komen vertellen tuigen we een circus op waarmee we misschien nog wel verder aan onze eigen vervreemding bijdragen.
Maar dat is niet de schuld van De Wachter.
We kunnen niet meer met verdriet omgaan, stelt De Wachter in zijn nieuwe boek De kunst van het ongelukkig zijn. Dat komt door de overtrokken maakbaarheidsgedachte. ‘Er is een doorgeslagen “hoera-stemming” om alles wat in de afgelopen eeuw aan welvaart en wetenschappelijke vernieuwing is gerealiseerd,’ zegt hij telefonisch vanuit zijn huis in Antwerpen. Dat heeft ons volgens de psychiater hoogmoedig gemaakt, we denken dat we geluk net zo kunnen vormgeven als een kunsthart. De Wachter ziet het obsessionele perfectionisme van de ‘homo hyper’ in zijn spreekkamer. ‘Ze leven voor twee. Ze zitten tegenover me en ze kunnen niet meer.’
‘Wij zijn ten diepste natuurlijk strompelende, tekortige wezens, maar dat past niet in de wereld van de maakbare mens.’
Waarom, zo pleit hij, niet wat langzamer en aandachtiger leven? ‘Je mag ook gewoon in je tuin gaan zitten in het weekend.’ Dat het leven leuk moet zijn is een misvatting. ‘Wij zijn ten diepste natuurlijk strompelende, tekortige wezens, maar dat past niet in de wereld van de maakbare mens.’
We zouden wat meer clementie kunnen hebben voor de mensen die onder de wereld gebukt gaan, misschien wel juist omdat zij de verborgen tranen van de wereld zien. ‘Laat ons de hooggevoeligen koesteren,’ schrijft de psychiater in zijn boek. ‘De laaggevoeligen zijn het probleem.’
GEWOON VERDRIET
De Wachter breekt een lans voor verdriet. ‘Men noemt mij pessimistisch omdat ik steeds over verdriet spreek, dat vind ik heel kwalijk, dat doet mij pijn. Want juist in het verdriet zit het engagement. Juist in het verdriet, juist in het tekort zit de verbinding met anderen.’
‘Verdriet is geen ziekte, verdriet is volstrekt normaal, maar er niet met elkaar over kunnen praten, dát maakt ziek, dan gaat de wond etteren.’
De samenleving is gefragmenteerd geraakt, stelt hij, de intimiteit is eruit weg, en het aan zichzelf overgeleverde individu is aan het verpieteren. De zogenaamd gelukkige mensen ‘vermosselen’ in een bubbelbad in een exotisch welnesspark ergens, de ongelukkigen zitten opgesloten in hun ikkige bunker.
‘Verdriet is geen ziekte,’ betoogt hij, ‘verdriet is volstrekt normaal, maar er niet met elkaar over kunnen praten, dát maakt ziek, dan gaat de wond etteren. Door afzondering. We begraven ons in onszelf.’
De Wachter en zijn collega’s hebben te veel werk, want mensen kloppen bij de psychiater aan met gewoon verdriet. ‘We mogen best wat meer elkaars psychiater zijn in de gewoonheid van het sociale weefsel. Laten we elkaar beluisteren, en niet weglopen. Het lijkt wel alsof verdriet tegenwoordig alleen nog gedeeld wordt met een professional die je ervoor betaalt. Het gaat erom dat wij zelf in de normaliteit van het sociale weefsel iets durven zeggen. En niet op Facebook maar in de vertrouwelijkheid van mensen dichtbij. Laten we toch eens proberen om de drempel te overschrijden en te spreken over wat moeilijk is zonder daar iemand voor te hoeven betalen.’
‘In het gewone contact kan groot en klein verdriet draaglijk worden. Tranen bevrijden wat ingeslikt wordt.’
‘Het zijn evidenties,’ verzucht de psychiater. ‘Mijn vrouw is huisarts, die zegt vaak als ze me hoort spreken, “maar dat ligt toch toch allemaal zo voor de hand?!”’
Hij moet zijn uiterste best doen nog wat tijd voor zichzelf te houden, om te rusten, te lezen, want iedereen wil met hem praten en hem op het podium zetten, hij moet voortdurend mensen teleurstellen.
‘Het gaat erom in het gesprek en de aandacht de tranen in de ogen van de ander betekenis kunnen geven,’ zegt hij. ‘In het gewone contact kan groot en klein verdriet draaglijk worden. Tranen bevrijden wat ingeslikt wordt.’
GENADE
Ik vertel de psychiater dat ik eind vorig jaar een eindejaarsmis bijwoonde in de St Janskathedraal in Den Bosch, en bij de woorden van de priester over ‘de genadige werking van de liefde’ onbekommerd had moeten huilen.
Die tranen voelden tot mijn verrassing als een verfrissende regenbui op uitgedroogde grond, en voor het eerst snapte ik iets van ‘genadetranen’, en de genezende werking ervan. Tegelijk viel het me op dat de mensen met wie ik was zo van die tranen schrokken en me van mijn verdriet probeerden af te leiden door me in allerijl op allerlei kunstzinnige ornamenten in de kerk te wijzen, waarmee ze me dus eigenlijk geen dienst bewezen. Ik wilde aan De Wachter vragen waarom toch dat vermijdende gedrag, maar werd van mijn apropos gebracht toen hij zei: ‘U bent een poëtische vrouw, ik ga u in mijn volgende boek citeren.’
Speelt genade een rol in uw denken? vroeg ik.
‘Genade is zo beladen,’ antwoordde hij. ‘Het hoort voor mij bij termen als “schuld” en “biecht”. Die religieuze begrippen vermijd ik omdat ze in de seculiere wereld veel weerstand oproepen.’
‘Wat we kunnen doen is niet het verdriet wegsnijden, maar het omzwachtelen, er windels van woorden omheen wikkelen zodat de stekels niet meer zo steken.’
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat zijn vak voor niks is, of dat je niet bij een vakman of -vrouw mag aankloppen met problemen. ‘Ik ben psychiater hier in Antwerpen, er wonen hier veel mensen van joodse origine die gebukt gaan onder de gevolgen van de Holocaust. Dat was zo afschuwelijk, zo verschrikkelijk, natuurlijk kan professionele hulp dan noodzakelijk zijn. Of bij misbruik in gezinnen. Maar het gaat me om de gewone verdrietigheden.’
En als dat verdriet dan over je heen valt, dan hoef je echt niet zo hard te werken om je weer beter te voelen, troost de psychiater. De Wachter heeft het over ‘verwijlen bij het verdriet, wachten, er heel dicht bij willen blijven, het laten rijpen.’ ‘Ik zeg wel eens in navolging van Max Porter die Verdriet is het ding met veren schreef: verdriet is het ding met stekels. En mensen willen hun verdriet helemaal niet kwijt, alleen steekt het zo verschrikkelijk. De vijftienjarige zoon van een goede vriend is doodgereden. Hij wil dat verdriet vooral niet vergeten, hij wil het levendig houden en het niet laten ondergooien door een brij aan leukige niksigheid. Wat we kunnen doen is niet het verdriet wegsnijden, maar het omzwachtelen, er windels van woorden omheen wikkelen zodat de stekels niet meer zo steken.’
‘De zin van het bestaan,’ zo eindigt De Wachter zijn boek, ‘zit in de zorg voor andermans geluk.’
CONTACT
Daar dacht ik over na toen ik de avond voor ons korte vraaggesprek de dijk opliep. Het was bijna middernacht en de maan hing boven het inktzwarte meer als een door midden gebroken gouden munt. Ik stond er met open mond naar te kijken.
Aan dit geluk kwam gelukkig geen ander te pas.
‘Nog betekenisvoller dan het delen van schoonheid, is het delen van de tranen. Om samen de lastigheden van het leven een plek te geven.’
Zit de zin van het bestaan niet gewoon in het bestáán, vraag ik De Wachter de volgende ochtend.
‘Wat is bestaan?’ antwoordt hij. ‘Had u de schoonheid kunnen zien als u had geweten hem niet te kunnen delen?’
‘Misschien niet,’ zeg ik aarzelend.
De Wachter: ‘“Dasein ist Miteinandersein,” zoals Heidegger zegt. En nog betekenisvoller dan het delen van schoonheid, is het delen van de tranen. Om samen de lastigheden van het leven een plek te geven. In het contact over verdriet toont zich de echte liefde.’