Het was weer één van die dagen dat de kleine Barrus loom tegen een rotsblok lag en zijn moeder voor de zoveelste keer hetzelfde ritueel uitvoerde. Het ging allemaal langzaam en, ofschoon olifanten niet de snelste zijn, was het vandaag ook de hitte die het werk vertraagde. Kleine Barrus kon de handelingen dromen. Eerst legde zijn moeder de vuile was bij het rotsblok, vervolgens liep ze ongeveer vijftig meter naar een verderop gelegen riviertje, zoog daar haar slurf vol met water, liep weer terug naar het rotsblok, spoot de vuile was nat en startte met
schrobben. Die procedure herhaalde zich gemiddeld toch zeker wel zo´n acht keer, maar het kon ook tegenzitten als de kudde er een beestenboel van had gemaakt. U begrijpt, die was kostte moeder véél tijd.
“Mama?”, vroeg de kleine Barrus nadat moeder even rust had genomen en haar voorhoofd afveegde met haar poot, “Waarom doe je de was niet bij de rivier?”
“Bij de rivier? Hoezo?”
“Nou, dan hoef je niet steeds zo veel te lopen.”
“ Ik heb het altijd al zo gedaan. Míjn moeder heeft het me zo geleerd. Hier bij dit rotsblok.”
“Maar dat is toch onhandig?”
“Ja jongen, ik weet het ook niet. Ga het maar aan oma vragen.”
De kleine Barrus zette zich op zijn pootjes en spoedde naar zijn grootmoeder.
Zoals verwacht vond hij haar onder de schaduwrijke mangrove. Ze omhelsde haar kleinzoon, inniger dan van Barrus hoefde, en zij schonk hem direct alle aandacht zoals alleen grootmoeders dat kunnen.
Opgewonden om zijn moeder te kunnen helpen vroeg de kleine Barrus meteen, “Oma, waarom doet mama de was bij het rotsblok en niet bij de rivier?”
“De was? Daar? Ja, dat heb ik haar zo geleerd.”
“Maar dat is toch onhandig, oma, want mama moet nu steeds op en neer lopen!”
Even dacht ze na en zei “Ik zou het niet weten, lieve Barrus, want zo heb ik het ook van míjn moeder geleerd.”
“Dan heeft u vroeger heel wat gelopen” zie de kleine Barrus slim en vervolgde snel: “Mag ik het dan aan Omi vragen?”. Die toestemming was nodig, want zijn overgrootmoeder was al zo op leeftijd, dat zij niet te zwaar mocht worden belast.
“Ja hoor, ga maar”, zei zijn oma “En kom je het me vertellen?” probeerde ze er aan toe te voegen, maar wég was de kleine Barrus.
Eenmaal bij Omi aangekomen, perste kleine Barrus er uit: “Omi, omi”, maar veel verder kwam hij niet omdat de adem hem ontbrak. Omi glimlachte, blij om al dat enthousiasme van haar achterkleinkind te zien: “Rustig maar, mijn jongen, we hebben alle tijd”.
“Omi, waarom waste oma de was bij het rotsblok en doet mama dat nu ook?”
“Waarom? Nou, ik deed het ook altijd op die plek”
“Maar Omi, dat is toch tijdverspilling: de rivier ligt wel vijftig meter ver weg!”
“Zo ver weg?” zei Omi, “Dat verbaast me, want dat was in mijn tijd niet het geval. Toen lag de rivier hoogstens vijf meter van het rotsblok vandaan. De loop van de rivier moet in de jaren dat ik hier nu lig behoorlijk veranderd zijn. Blijkbaar zijn de gewoontes van je moeder en oma er beter ingesleten dan de stroom van de rivier zelf”.
De kleine Barrus gaf Omi een kus en wandelde in gedachten terug naar huis.
